De Kocatepe-moskee in Ankara is een enorm gebouw middenin een woonwijk. Het pand heeft vier minaretten, een parkeergarage en een supermarkt, en op drukke dagen kunnen er 24.000 gelovigen in. Het is een prestigemoskee waar je niet omheen kunt.
Zo ook mijn vriendin en ik niet, toen we afgelopen zomer in Turkije op vakantie waren. Om half tien ’s avonds zaten we op een bankje op het plein. De lucht was al donker en het was nog 25 graden. Kort daarna klonk uit luidsprekers de oproep tot gebed. Hard en over alle daken heen, galmend in de richting van de heuvels die de Turkse hoofdstad rijk is. De ezan (of azan) – oproep – is een ervaring die bij iedere Turkije-vakantie hoort. Ook typisch was het handjevol mensen dat naar binnen sjokte. Kocatepe heet namelijk een seculiere wijk te zijn.
Na afloop spraken we over het fenomeen ‘oproep tot gebed in Nederland’. Tijdens het schrijven van mijn boek De Westermoskee, in 2014, heb ik me in de gang van zaken verdiept.
De Nederlandse grondwet maakt de oproep mogelijk omdat het een religieuze uiting in de openbare ruimte is, vergelijkbaar met klokkengelui of katholieke processies. Wel biedt de grondwet een mogelijkheid om op lokaal niveau afspraken te maken en zo geschiedde tot nu toe meestal.
Moskeebesturen die de omroep wensten en die problemen met de buurt wilden voorkomen, gingen vaak eerst in gesprek met bewoners en gemeenteraadsleden. Soms kwamen ze tot afspraken – een keer per dag of alleen op vrijdagmiddag – en soms zagen ze er van af. Tot nu toe is slechts een klein deel van de ruim 450 Nederlandse moskeeën tot de ezan overgegaan, vaak na maanden of jaren van overleg.
Tegen die gewoonte in stelde imam Yassin Elforkani van de Blauwe Moskee in Amsterdam onlangs dat hij de oproep tot gebed zonder pardon zal introduceren. Wen er maar aan, is zijn adagium. “Wij willen hiermee niet provoceren, maar proberen de islamitische tradities juist te normaliseren,” zei de geestelijke, die benadrukte dat teveel mensen de leus ‘Allahoe akbar’ dankzij moslimterreur associëren met geweld of ellende. “Veel bezoekers van onze moskee ervaren het juist als iets meditatiefs.”
Volgens Elforkani kan de gebedsoproep ‘eraan bijdragen dat de islam eindelijk als iets normaals wordt gezien in Nederland’. Op 20 oktober was er een informatiebijeenkomst voor de buurt, waar werd meegedeeld dat de oproep er binnen een paar weken komt. De aanwezige autochtone bewoners vonden het geluid ‘wel mooi klinken’. Veel weerstand was er niet.
De weerstand kwam echter onder andere naar buiten op Twitter, waar de bekende tegenargumenten op tafel kwamen. Van ‘de oproep tot gebed hoort niet in Nederland’ en ‘ik wil dat kattengejank niet horen’ tot aan ‘ze kunnen toch ook een app op hun telefoon gebruiken?’
Nog prominenter was de weerzin tegen Elforkani. Wie denkt hij wel niet dat hij is om ‘ons’ zijn gebedsomroep op te leggen. ‘Elforkani is een egocentrisch mens’, twitterde iemand. Weer iemand anders sprak van ‘dwingelandij’. Ook in de andere media ging het vorige week vrijwel nergens anders over. De voorgenomen oproep tot gebed van een buurtmoskee in een Amsterdamse buitenwijk werd ineens een landelijk debat, omdat de imam zei die oproep sowieso door te drukken.
Dat de discussie nationale proporties kreeg is niet verwonderlijk. In Nederland zijn we gewend dat grote veranderingen voorafgegaan worden door groot overleg. Met iedereen die ertoe doet wordt dan gesproken over de voors en tegens van een nieuw plan. In het kader van die traditie hebben moskeebesturen zich tot nu toe altijd bewogen. Neem de nieuwe Fatih-moskee in Medemblik, waarvan de bestuurders eerst in dialoog gingen met de buurt en de gemeenteraad. Er kwamen afspraken waar iedereen zich in kon vinden: een keer per week, maximaal vijf minuten en niet harder dan vijftig decibel (in je handen klappen is zestig decibel). De moskee heeft inmiddels een goede band met de omgeving opgebouwd. Zo zijn de open dagen van dit gebedshuis jaarlijks een groot succes.
Imam Elforkani heeft gelijk dat de oproep mag volgens de Nederlandse grondwet. Maar gelijk hebben is iets anders dan gelijk krijgen. Door vriend en vijand te overvallen met zijn mededeling om de ezan binnen een paar weken te introduceren, heeft hij zich niet gehouden aan de overlegtraditie die onze samenleving kenmerkt. Niet alleen heeft hij half Nederland tegen zich in het harnas gejaagd, maar ook heeft hij het voor andere moskeebesturen moeilijker gemaakt om in de toekomst de oproep tot gebed nog te krijgen.
Beter zou het zijn geweest om in alle rust met de buurt en de gemeente te overleggen. Zeker ook omdat zijn moskee in Amsterdam staat, de stad die altijd onder het vergrootglas van de media ligt.
In dat kader lijkt Elforkani’s actie eerder op een publiciteitsstunt die averechts heeft uitgepakt. In het Turks is er een spreekwoord dat zegt: ‘Een haan die op ongepaste tijden kraait, wordt de nek omgedraaid’. Wees gerust, dat is figuurlijk bedoeld. Toch vrees ik dat dit gezegde van toepassing is op Elforkani. Laten we hopen dat bestuurders van andere moskeeën wel uitgaan van wederkerigheid en de ezan niet aan anderen willen opleggen.
Comments