‘De eerste Turkse Nederlander met een bronzen blik’ Kemal Rijken
Het was een regenachtige, winderige zondag toen ik voor het eerst oog-in-oog stond met het machtige, weidse aangezicht van de Bosbaan. Deze dag in juni 1997 was voor mij een moment om nooit te vergeten: op de finale van het regioroeien behaalde ik een bronzen blik. Het was mijn eerste en enige prijs uit mijn 3,5-jarige roeicarrière van toen, maar wel dik verdiend – en natuurlijk het zwart-rode vaantje dat je erbij kreeg.
Het hele voorjaar van 1997 was ik met mijn ploeggenoten de regio Noordoost afgereisd voor jeugdwedstrijden in Leeuwarden, Lelystad, Assen en Groningen. Ik roeide in een C4 bij R&ZV Jason, de enige roeivereniging van Arnhem, de stad waar ik woonde. Roeien heb ik vanaf dag één ervaren als een genot. De eerste halen in een Wherry, het scullen en boordroeien in een C-boot of het omgaan in een skiff. En vergeet niet het roeien op de Rijn, een vak apart.
Nog een aparte omstandigheid: op alle plekken waar ik kwam was ik de enige roeier met een Turkse achtergrond. Niet verwonderlijk, want in het land van mijn vader is roeien geen sport met groot aanzien. Hij was ooit voetballer bij Karşıyaka Spor Kulübü, een derde divisieclub uit Izmir. Hij vond het dan ook bijzonder dat ik me bij een roeivereniging aansloot, maar steunde mij en kwam soms langs om te kijken. En mijn Turkse oom en tante hebben me zelfs eens naar een regioroeiwedstrijd op Harkstede gebracht. Toen ik in Amsterdam ging studeren raakte het roeien uit beeld, maar dit voorjaar heb de roeisport na 23 jaar weer opgepakt. Ik ben lid geworden van Willem III, een vereniging met meer dan achthonderd leden. Onder hen zijn relatief veel expats, vaak ‘buitenlandse kenniswerkers’ genoemd. De laatste jaren neemt hun aantal steeds kolossalere proporties aan. Niet alleen verhuizen ze naar Nederland voor het goede leefklimaat, maar ook voor de gunstige belastingkorting van dertig procent die Den Haag hen gunt, ‘zodat we aantrekkelijk blijven voor buitenlandse investeerders’.
Willem III krijgt eveneens met expats te maken: in de afgelopen twee jaar is het aantal leden uit deze groep met negentig procent gestegen. Momenteel telt de vereniging circa vijftig buitenlandse kenniswerkers. Vrijwel allemaal spreken ze steevast Engels, maar als ze eenmaal in een boot zitten, zijn ze verplicht de Nederlandse roeitermen te volgen. Ook moeten ze soms een bardienst draaien. Zo wil Willem III hen laten inburgeren in de sport. Hoezo ‘expats integreren niet’? Deze doen het prima. Toch trekken ze vooral naar elkaar toe, merken instructeurs.
Sommigen zeggen dat het opleiden van deze mensen weinig zin heeft: ze verhuizen na een paar jaar meestal ergens anders heen. Die bewering is discutabel, want mogelijk sluit zo’n expat zich in het volgende land weer bij een roeivereniging aan en kan hij daar zijn kennis overdragen. Kortom: de roeiwereld profiteert van clubs als Willem III die zo divers en inclusief mogelijk willen zijn. En o ja, de vereniging heeft ook een Argentijn die in het Spaans kan coachen. Best handig voor Spaanstalige leden.
Onlangs zat ik met Lawrence, een Brit die voor het eerst vernam dat het moderne roeien een Britse uitvinding is, samen in een Wherry. Hoewel hij termen als ‘slifferen’ en ‘klapje op’ nog niet kende, kwam hij aardig mee. ‘Oefen de Nederlandse roeitermen iedere dag,’ zei onze instructeur tegen Lawrence, die het in zijn oren knoopte. Naast deze Engelsman, een Duitse en een Vietnamese ben ik nog geen roeiers van Turkse komaf tegengekomen. Zou ik nog steeds de enige zijn? In ieder geval kan ik mezelf ‘de eerste Turkse Nederlander met een bronzen blik’ noemen. Een eretitel om trots op te zijn.
Kemal Rijken is publicist, schrijver en moderator. Hij schreef onder meer ‘Van der Laan, biografie van een burgemeester’ en stapt sinds 23 jaar weer in een roeiboot om recreatief te roeien. In de serie Rijken in Roeiland doet hij kond van zijn ervaringen.
Comments